Redevoering, over de volstrekte noodzakelijkheid, om, bij het volksonderwijs, een gepast gebruik te maken van de hulpmiddelen, die de schoone kunsten en wetenschappen aanbieden. Uitgesproken ter opening van de jaarlijksche algemeene vergadering der Maatschappij: Tot Nut van ’t Algemeen, op den 12den van Oogstmaand, des jaars 1817. [z.p.], [z.n.], [1817].
€60,00
Opmerkelijke redevoering van Van Hall voor ’t Nut, waarin hij ervoor pleit bij het volksonderwijs voortaan niet alleen nuttige zaken, maar ook schone kunsten te behandelen. “De Toon-, Zang- en Dichtkunde, de Welsprekendheid en de Geschiedenis, behooren niet langer de uitsluitende eigendom harer weinige en bevoorregte Priesters of beminnaars te zijn; neen! zij moeten ook de minste levensstanden, en elk, naar de mate zijner vatbaarheid, in uren van rust en uitspanning, vermaken, onderwijzen en veredelen.” En hetzelfde gold wat hem betrof voor de beeldende kunsten, met name de tekenkunst.
Op voorraad
Beschrijving
8°: A-B 8 C 6, gepag.: 44 pp. Papieren omslag. Mijnhardt, ‘Het Nut en de genootschapsbeweging’, in: Om het algemeen volksgeluk. Twee eeuwen particulier initiatief, 1784-1984 (Edam 1984), p. 212; Knolle en Martis, ‘De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en het tekenonderwijs, 1785-1900′ in: idem, p.268 Saalmink I, p.776