Beschrijving
1726, 14 april Anoniem gedicht, echter van de hand van Robert Hennebo. Herdruk in 8º-formaat uit ca. 1750 van een dichtwerk in 4º in de vorm van een proces uit 1726, dat ondertekend was met “Robertus”. Deze herdruk heeft een aantal varianten ten opzichte van de eerste uitgave. Latere herdrukken volgden in 1758 (in 4º bij P. v. Os etc.), in de ca 1767 uitgegeven ‘Verzamelde dichtwerken van Robert Hennebo’, in Witsen Geysbeek 3 (1822) p.162-172 en in ‘Comische pleidooijen’ (1823) p. 37-53. Het hier aangeboden exemplaar is gebonden in een halfleren band met ander werk van Hennebo: Verzamelde dichtwerken [1767]; De schim van Robert Hennebo; en Rouw-klachten van … Jacobus Veenhuyzen, 1735. In dit komisch proces wordt de bruid aangeklaagd omdat ze de bruidegom “veel onrust, kommer, leet en smert” heeft toegebracht. Het vonnis van het Hof van Ciprus luidt dat de bruidegom haar “na zijn begeerte, drift, brand, wil en welgeval, de corporale straffe, zoo dikwils [mag] exerceren als ’t hem behoorlijk en genoegzaam dunken zal”. Nieuweboer: KBH (de uitgave uit 1726); P.v. Boheemen e.a. (red.), ‘Kent, en versint Eer datje mint. Vrijen en trouwen 1500-1800’, Zwolle 1989, p.185